Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen [2]antwoordde Sechanja, de zoon van Jehiel, [een] van de zonen van Elam, en zeide tot Ezra: Wij hebben overtreden tegen onzen God, en wij hebben vreemde vrouwen van de volken des lands [bij ons] [3]doen wonen; maar nu, er is hope voor Israel, dezen aangaande. 2. Dat is, hij nam het woord, begon te spreken. Zie Richt.18:14. 3. Dat is, getrouwd, of tot echtelijke gemeenschap en bijwoning aangenomen; alzo vs.10,14,17,18; Neh.13:23,27. 4. Te weten, deze, dat men, door ware bekering, Gods straf zoeke te ontgaan; waarvan in het volgende.